Zelf breinbrekers maken op de Bovenschoolse plusgroep (7/8) voor hoogbegaafde kinderen (Om privacy redenen zijn de namen van de leerlingen veranderd)
Een keer in de twee weken is in een klaslokaal van de Borgmanschool een relatief kleine groep leerlingen druk bezig met allerlei opdrachten en projecten. Op deze dinsdagen krijgen de hoogbegaafde kinderen les van Inez Töben, leerkracht en coördinator van de bovenschoolse plusgroepen.
De leerlingen zitten hier helemaal op hun plek. ‘Het is lastiger, maar ook leuker dan op mijn eigen school’, zegt Thomas. De andere kinderen beamen het volmondig. ‘En het is hier veel rustiger, dat is ook fijn’.
De leerlingen in de ruimte vormen één van de plusgroepen 7/8 van O2G2. Bij deze kinderen is vastgesteld dat ze hoogbegaafd zijn’, legt Inez uit. ‘Op hun eigen school was het aanbod niet voldoende uitdagend voor deze leerlingen. Het ontbrak de kinderen soms aan concentratie, de resultaten vielen tegen of de ouders hadden een vermoeden dat er ‘iets’ was.’ Job omschrijft het als ‘gedachten die afdwalen’. ‘Ik had vaak mijn rekenopdrachten niet af, terwijl ik de antwoorden wel wist. Dan verstopte ik het boekje in mijn la.’ Nu de kinderen in de plusgroep zitten merken ze zelf veel verschil.
‘We hebben nu veel meer uitdaging in de opdrachten die we moeten doen. Daardoor zijn de resultaten ook beter. En we doen veel meer creatieve opdrachten en uitdagers.’ Een van die uitdagers is bijvoorbeeld de samenwerkingsopdracht “koppie goed gebruiken”. ‘Er moesten zoveel mogelijk knikkers in een bekertje in een constructie met rietjes en tape. Om dat te bereiken moest de constructie heel sterk zijn. En was het belangrijk om na te denken over het gewicht’, vertelt Floris.
‘Door opdrachten op deze manier aan te bieden, leer je de kinderen een ander denkproces aan’, licht Inez toe. ‘Hoogbegaafde kinderen zien vaak geen uitdaging in de ‘normale’ opdrachten, omdat ze het antwoord al zien. Voor hen is het juist goed om een vraagstuk van verschillende kanten te bekijken. Dan moeten ze actief aan de slag, ervaren ze dat dingen mogen mislukken, leren ze leren en werken ze met gelijkgestemden.’
Op de vraag wat de kinderen uit hun eigen klas vinden van de plusgroep wordt eerst weifelend gereageerd. ‘De kinderen vinden het niet erg dat ik hier naar toe ga, ze begrijpen het wel’, zegt Mark. ‘Ja, ze vinden er niet heel veel van’, vult Anna aan. ‘Soms vind ik de combinatie zelf een beetje onhandig, omdat ik moet kiezen tussen verschillende leuke dingen.’ Sem is vorig jaar wel gepest met de plusgroep. ‘Mijn klasgenoten zeiden: ‘Je denkt zeker dat je slim bent’.’ Ook Roos is hiermee bekend. ‘Ik zeg nooit wat terug. Vind het niet erg dat ze er zo over denken’. ‘Bij mij denken ze dat ik op de dinsdagen ziek ben’, vertelt Lise. ‘Maar als ik dan vertel dat ik naar de plusgroep ben geweest vragen ze wel wat ik daar allemaal doe.’ Bij Sem heeft het een positief effect gehad dat zijn klasgenoten weten wat hij doet op de plusgroep. ‘Ik word nu niet meer gepest. Ze willen nu allemaal naar plusgroep om robots te bouwen en omdat het hier gezellig is.’
In de klas vertellen ze er niet veel over en ook de leerkrachten vragen er niet specifiek naar. ‘Dat is wel jammer’, zegt Inez. ‘Juist door erover te vertellen ontstaat er meer begrip en leren ze van elkaar. Ook de leerkrachten kunnen er baat bij hebben, want sommige opdrachten die we hier doen kun je ook in de klas doen.’ De opdrachten zoals Inez deze aan de plusgroepen voorlegt worden door de kinderen zeer gewaardeerd. ‘Het is leuk dat je hier niet alleen werkt op papier en in je schrift, maar juist veel dingen bouwt, zoals de spaghettitoren,’ vindt Sem. ‘Of dat je wordt uitgedaagd door te debatteren, te filosoferen en breinbrekers op te lossen of zelf te bedenken’, vult Tim aan.
Niet alleen de kinderen ervaren de plusgroep als een voordeel. Ook de ouders zijn blij met de Bovenschoolse plusgroep.
De moeder van Lise beaamt dit volmondig. ‘Lise heeft deze plusgroep echt nodig, voor haar ontwikkeling. Haar zelfvertrouwen is veel groter geworden. Ze is meer open en leert hier dat fouten maken mag. Kinderen met een hoog IQ zijn vaak bang om fouten te maken. Ze zijn perfectionistisch en denken vaak dat ze alles in een keer goed moeten doen.’ Inez knikt en vult aan: ‘Door de praktijkopdrachten moeten ze samenwerken, dingen uitproberen en hulp zoeken als iets niet werkt. Hierdoor leren ze dat niet alles in een keer goed gaat en belangrijker, leren ze leren.
De moeder van Lise is van mening dat dit laatste van groot belang is. ‘Als je op school niet hoeft te leren, omdat je het wel weet, is de overgang naar het voortgezet onderwijs lastig. Daar kun je niet alles al weten en moet je dus leren.
Als ouder moet je wel sterk in je schoenen staan als je vermoedt dat je kind hoogbegaafd is. ‘In groep 4 kwamen we erachter dat Lise hoogbegaafd is. Haar leerkracht ging hier goed mee om. Lise werd voldoende uitgedaagd. In groep 5 merkten we dat Lise het minder goed deed op school. Ze miste de uitdaging. Het puzzeltje dat werd aangeboden na de afgeronde taken in de klas was niet voldoende om haar te motiveren. Uiteindelijk moesten we opnieuw bewijzen dat Lise een hoog IQ heeft en dat ze in een plusgroep thuis hoort. Ouders zouden dit niet iedere keer moeten bewijzen. Het moet in de overdracht staan. En liever nog, er zou een eenduidig schoolbreed beleid voor moeten zijn. Zodat leerkrachten de signalen leren herkennen en weten waar ze met hun hulpvraag terecht kunnen.’
Inez herkent de problematiek. ‘Het is niet altijd makkelijk om kinderen met hoogbegaafdheid te herkennen. Naast een hoog IQ is het ook goed om verder te kijken, naar bijvoorbeeld leereigenschappen en -vaardigheden. Daarnaast heeft niet ieder kind met hoogbegaafdheid een plusgroep nodig, dit hangt af van de eigen ontwikkeling, maar vooral ook of de leeromgeving het kind voldoende uitdaging biedt om te kunnen leren.’
‘Jammer dat de plusgroep maar een keer in de twee weken een dag bij elkaar komt’, zegt de moeder van Lise. ‘Het brengt deze kinderen veel. Hier mogen ze anders zijn.’ De leerlingen zelf zien het vooral als een superleuke dag waar ze veel leren. ‘We hebben geen huiswerk, maar ‘stiekem’ werk ik tijdens de les of thuis nog wel eens aan de plusgroep-opdracht’, zegt Roos. Deze inzet vertaalt zich naar de beroepen die de kinderen laten willen beoefenen. Dit loopt uiteen van rechercheur, astronoom en actrice tot chemicus, veearts en architect. Mede dankzij de bovenschoolse plusgroep zijn ze in ieder geval goed voorbereid op het voortgezet onderwijs.
Leonard Springerlaan 39
9727KB Groningen
Postbus 744
9700 AS Groningen
T 050 - 321 03 00
E info@o2g2.nl